Genealogen zijn enthousiaste amateur-historici die met veel toewijding en doorzettingsvermogen in de archieven speuren naar informatie over hun voorouders. Vooral als ze daarbij naast de burgerlijke stand en doop-, trouw- en begraafboeken ook andere bronnen gaan raadplegen wordt het onderzoek nóg interessanter, en krijgt stamboomonderzoek ook betekenis voor de lokale en regionale geschiedenis.
Toch wordt de genealogie, in tegenstelling tot de heemkunde, door de ‘officiële’ wetenschap nauwelijks serieus genomen. Uit de jubileumbundel van de hoogleraar Cultuur in Brabant komt dit citaat: “29.000 heemkundigen in Noord-Brabant: “houden zich bezig met geschiedenis, archeologie, volkskunde, taalkunde en dialectologie, naamkunde, geografie, en zelfs biologie en ecologie”. En de genealogie dan?
In deze lezing wordt ingegaan op minder bekende genealogische bronnen, die in de archieven vrij te raadplegen zijn. Collectcedules, kohiers van huizen en landerijen, militieregisters en registers voor de hoofdelijke omslag, maar ook lidmatenboeken en de criminele rol leveren vaak verrassende gegevens op. Veel bronnen zullen in deze lezing aan bod komen. Gepleit wordt voor een intensievere samenwerking tussen stamboomonderzoekers en heemkundekringen, zodat de stamboom als ‘levend erfgoed’ onderdeel gaat uitmaken van de plaatselijke geschiedenis.