De vrede van Munster in 1648 formaliseerde de scheiding tussen de noordelijke en zuidelijke provinciën van de Nederlanden. Het noorden ging verder als de Republiek der Verenigde Nederlanden, de zuidelijke gewesten bleven de Spaanse (later: Oostenrijkse) Nederlanden. De grens liep dwars door de oude hertogdommen Brabant en Limburg.
De Nederduits Gereformeerde Kerk was in de Republiek Staatsgodsdienst. Al vóór 1648 verordonneerden de Staten-Generaal de reformatie van de katholieke gewesten in het zuiden, waaronder de Meierij van ’s-Hertogenbosch. Katholieke kerken werden onteigend, predikanten benoemd, katholieke bestuurders vervangen door protestanten. Maar ondanks alle pogingen bleef de bevolking van de Meierij trouw aan de enige heilige, katholieke en apostolische kerk. Bewoners van grensplaatsen konden gemakkelijk uitwijken naar het katholieke zuiden, maar in andere plaatsen moesten katholieken veel weerstand overwinnen om het ware geloof trouw te blijven.
In de lezing worden de drie pijlers van de reformatie besproken: de religieuze reformatie, de politieke reformatie en de reformatie van het onderwijs. Het gaat over kleine protestantse minderheden in katholieke bolwerken, over Paapse stoutigheden en Roomse superstitie. Over protestantse fortuinzoekers en onbekwame schoolmeesters die de regio terroriseerden. En over de vraag: wat heeft de reformatie de bewoners van de meierij gekost, en opgeleverd.