Kwartierstaat

Inleiding in de kwartierstaatkunde

utenhovemaria_fajacob

 

Een kwartierstaat is een in generaties gerangschikte tabel van de wettige voorouders van een bepaald persoon in een vaste volgorde van afstamming. Deze persoon wordt de kwartierdrager of de proband genoemd. Alle rechtstreekse voorouders, zowel in de vaderlijke als moederlijke lijnen, worden uitgezocht.

Wiskundig beschouwd is de kwartierstaat een binaire boom, een boomvormige datastructuur waarbij ieder knooppunt overgaat in maximaal twee nieuwe knooppunten. Bij een kwartierstaat verdubbelt het aantal knopen in elke generatie: elk individu heeft immers twee ouders (21), vier grootouders (22), acht overgrootouders (23), enzovoorts. Als we gemiddeld dertig jaar per generatie rekenen heeft een mens drie eeuwen terug 512 voorouders (29), rond het jaar 1000 van onze jaartelling precies 8.589.934.592 (233) voorouders en bedraagt het aantal rond het jaar 0 maar liefst 266, een aantal dat nauwelijks meer kan worden uitgesproken. Naar schatting leefden er op de wereld rond het jaar 800 tussen de 25 en 30 miljoen mensen op de aarde, terwijl het aantal voorouders in de veertigste generatie meer dan 1 biljoen (1.000.000.000.000) telt. Al veel eerder in de kwartierstaat treedt dan ook het fenomeen implex of kwartierverlies op: als twee ouders van dezelfde voorouders afstammen, en dus onderling verwant zijn komt het oudste voorouderpaar tweemaal in de kwartierstaat voor.

Het Nederlandse woord kwartierstaat is ontleend aan de vier kwartieren van een wapenschild. Een wapen dat eenmaal gedeeld en eenmaal doorsneden wordt (ook wel kwartileren genoemd) heet een gevierendeeld veld, en de delen worden wel kwartieren genoemd. In de middeleeuwen plaatste men in elk kwartier de wapens van de vier grootouders.

Job Marten de Lange

Het Duitse woord voor kwartierstaat is Ahnentafel(letterlijk: vooroudertabel), en dit begrip is zo veelzeggend dat het tegenwoordig ook wel als leenwoord in de Engelse taal wordt gebezigd. Al in de Romeinse tijd was het gebruikelijk om een tabel op te maken van 16 kwartieren. In de middeleeuwen was de kennis van iemands kwartierstaat juridisch van belang, omdat tal van ambten en waardigheden slechts bekleed konden worden door personen die bewijs konden leveren van een aantal voorouders af te stammen dat aan bepaalde vereisten voldeed, zoals van adelijke of vrije geboorte. In Spanje gold het als een voordeel als iemands voorouders viejos cristianos waren, wat betekende dat er geen Joodse of Moorse voorouders voorkwamen in zijn kwartierstaat.

Om in aanmerking te komen voor bepaalde functies aan het hof of bij de kerk, of voor het volgen van bepaalde opleidingen moest door middel van adelproeven worden bewezen dat voorouders in de tweede, derde en soms zelfs vierde graad tot de adelstand behoorden.  Overigens bestaan vergelijkbare eisen in onze tijd nog steeds voor bepaalde ridderorden. In de late middeleeuwen beleefden genealogen en heraldici gouden jaren. Dat er soms wel eens wat voorgeslacht werd geconstrueerd was, vanwege de belangen, onvermijdelijk, maar valt in het niet bij de genealogische zwendel die in de negentiende eeuw werd gepleegd, toen talloze notabele burgers met behulp van dubieuze genealogiën hun stamboom wisten op te poetsen.

De kwartierstaat is in theorie oneindig. Natuurlijk zijn niet alle voorouders naspeurbaar, soms vallen er dus gaten in de kwartierstaat. Maar zolang er bronnen zijn is het een uitdaging telkens weer meer generaties toe te voegen.

In de twintigste eeuw kent de kwartierstaat ook  minder nobele toepassingen. Tot in de jaren vijftig was het voor het verkrijgen van een immigratievergunning in Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika het bewijs vereist dat er geen gekleurde personen in iemands kwartierstaat voorkwamen. De duisterste voorbeelden van misbruik stammen echter uit Nazi Duitsland. In het Gesetz zur Wiederherstellung des Berufsbeamtentums, kortweg Berufsbeamtengesetz (BBG) werd voor bepaalde beroepsgroepen geëist dat iemand door middel van een Ariernachweis zijn zuivere Arische afkomst wist aan te tonen. Vanaf 1933 was het Ariernachweis verplicht voor alle ambtsdragers en ambtenaren in de publieke sector, inclusief het onderwijs. Voor het verkrijgen van het bewijs waren zeven geboorte- of doopbewijzen (van de proband, zijn ouders en grootouders) en drie huwelijkscertificaten nodig. In de zogenaamde Ahnenpas diende iemand zijn kwartieren tot in de vijfde generatie op te geven.

Om de enorme hoeveelheid voorouders in een kwartierstaat overzichtelijk te rangschikken wordt een systeem van nummering gebruikt dat Kekule wordt genoemd. In deze nummering draagt de proband nummer 1, de vader en de moeder 2 en 3, de grootouders 4 tot en met 7, enzovoorts. De vader heeft steeds het dubbele nummer van zijn kind, de moeder het dubbele nummer plus 1. Daardoor hebben alle mannen even nummers, en alle vrouwen oneven nummers. Het nummer van de eerste persoon in een generatie geeft het aantal voorouders in die generatie aan. Het is dus vrij eenvoudig alle voorouders van een persoon in de kwartierstaat op te zoeken.

Vanwege de enorme hoeveelheid personen beperkt de weergave van een kwartierstaat zich in de regel slechts tot primaire persoonsgegevens. Veel onderzoekers richten zich ook op het “vullen” van kwartieren, alsof het slechts gaat om het verzamelen van voorouders (in plaats van postzegels, munten of andere objecten). Daarmee missen ze vaak relevante informatie. De ideale kwartierstaat bevat van alle vernoemde personen ook andere gegevens, zoals beroep, bezit, (meerdere) huwelijken, kinderen.

De kwartierstaatonderzoeker is het aan zichzelf, zijn voor- en nageslacht en aan zijn mede-genealogen verplicht om van zijn kwartierstaat meer te maken dan een kale lijst van namen en data. Van Hieronymus de Sosa is de uitspraak: Welke taak kan grootser en heerlijker zijn, dan het leven van zovele doden, de herinnering aan zovele vergetenen, en het licht aan velerlei wat in het duister verscholen bleef, terug te geven. Een uitgewerkte kwartierstaat, met honderden, soms zelfs duizenden voorouders van alle rangen, standen en regio’s is de trots van de proband maar stemt ook tot nederheid, omdat alle schakels hebben bijgedragen tot zijn leven.

(Een uitgebreide inleiding in de Kwartierstaatkunde is gepubliceerd in het 2e Kwartierstatenboek NGV- afdeling Kempen- en Peelland, (Eindhoven 2013), pag. 1)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *