De basis van de genealogie is de relatie ouders-kind. Van daaruit wordt de familieband gedefinieerd: kinderen van dezelfde ouders zijn broers en zusen van elkaar: ouders van ouders zijn grootouders, hun kinderen zijn weer ooms en tantes en diens kinderen neven en nichten.
De recente opkomst van de genetische genealogie is van groot belang voor genealogie. De vraag: “Willen de echte ouders opstaan?” is in het hedendaagse stamboomonderzoek lang niet meer zo duidelijk te beantwoorden als voorheen.
Er zijn feitelijk drie manieren om een familieband tussen personen te definiëren: de genetische (biologische), de juridische en de sociale. In de genetische genealogie is de biologische afstamming het uitgangspunt. Elk mensenleven begint met een eicel en een zaadcel, en als we de donoren daarvan met zekerheid kunnen identificeren weten we wie de biologische vader en moeder zijn van een kind. Genetische afstamming was tot voor kort echter onbewijsbaar: zelfs van kinderen die volgens de officiële registers uit een wettig huwelijk zijn geboren is het maar de vraag of de echtgenoot van hun moeder ook de biologische vader is. Tegenwoordig kan met behulp van DNA die afstamming tot op zekere hoogte wél worden bewezen, en dat betekent dat de genetische genealogie steeds meer in de belangstelling komt. Om onzekerheid over de biologische afstamming weg te nemen heeft de samenleving van oudsher toevlucht genomen tot het recht: wie familie van elkaar is wordt geregeld door de wet. Zo bepaalt het Nederlands Burgerlijk Wetboek bijvoorbeeld dat het kind dat staande huwelijk is geboren (…) de echtgenoot van de moeder tot vader heeft. Door middel van adoptie ontstaat er een familierechtelijke band tussen personen die niet genetisch verwant zijn. We spreken niet voor niets van wettige afstamming: in onze samenleving ordent de wet de familierechtelijke betrekkingen.
Er is ook nog zoiets als sociale genealogie: sommige mensen zijn noch genetisch, noch juridisch familie van elkaar, maar hebben desalniettemin een relatie die daar alle kenmerken van heeft. In onze tijd spelen die relaties een steeds grotere rol (denk aan ongehuwd samenleven, en samengestelde gezinnen), maar ook dit soort betrekkingen zijn van alle tijden. Genealogisch zijn ze in zoverre relevant, dat een familiebeschrijving niet compleet is als dit soort relaties buiten beschouwing worden gelaten.
De juridische genealogie heeft in onze maatschappij het primaat boven de genetische genealogie, de sociale genealogie is van het minste belang. Voor de kwartierstaatonderzoeker is het dus van belang om vast te stellen wie kunnen worden aangemerkt als de “echte” ouders van een van de kwartierdragers. Bij een kind dat geboren is uit een wettig huwelijk is de man van de moeder per definitie de vader. Twijfel aan het biologisch vaderschap is in dat geval hoogstens een voetnoot in de stamboom. Bij kinderen zonder wettige vader moet biologisch vaderschap worden bewezen. Dat kan tegenwoordig door DNA-onderzoek, maar er zijn andere bewijsmiddelen die als geldig kunnen worden aanvaard, zoals erkenning, attestaties van afstamming en erfrecht.